Le pronom relatif: de logica zelve?

Om een andere taal te leren moeten we eerst het Nederlands kennen. En niet alleen dat: we moeten onze zinsdelen beheersen. Onderwerp en lijdend voorwerp mogen geen geheimen voor ons hebben. Maar niet getreurd: eens je dat onder de knie hebt, wordt Frans een eitje. En kunnen we het gebruik van het ‘pronom relatif’ (het betrekkelijk voornaamwoord) perfect toepassen. Het ‘pronom relatif’ slaat altijd op een zogenaamd ‘antecedent’, een woord, woordgroep of zin eerder in de zin.

‘Qui’ et ‘que’: een zachtgekookt eitje

Als het ‘pronom relatif’ het onderwerp van de bijzin vervangt, gebruiken we ‘qui’. 

“Voilà le garçon qui joue au football.“

‘Qui’ verwijst naar de jongen en dat is degene die de handeling van het voetballen uitvoert. Dat onderwerp kan ook een ‘onbezield’ iets zijn in dit geval.

“C’est le football qui plaît aux jeunes.“

Als het ‘pronom relatif’ het lijdend voorwerp van de bijzin vervangt, gebruiken we ‘que’. 

“Voilà la femme qu’il aime.“

‘Que’ verwijst naar de vrouw en dat is degene die door hem bemind wordt. ‘Il’ is het onderwerp van het beminnen en de vrouw het (al dan niet 😉) lijdend voorwerp.

Het prachtige aan ‘qui’ en ‘que’ is dat het niet uitmaakt of datgene waarnaar het verwijst mannelijk of vrouwelijk is. 

“Le garçon qui se tait et la fille qui bavarde vont à la messe.“  

“Le garçon que je déteste et la fille que je hais vont se marier.“

En op de koop toe trekken noch ‘qui’ noch ‘que’ zich als ‘pronom relatif’ iets aan van het getal van het antecedent waarop ze betrekking hebben.

“Les gens que j’ai vus se rencontrent chaque semaine.“

“J’ai vu les gens qui se rencontrent chaque semaine.“

 ‘Qui’ en ‘que’ gedragen zich dus, zeker naar Franse normen, heel normaal en evenwichtig.

‘Qui’ en ‘que’ met een voorzetsel

Je kan ‘qui’ als ‘pronom relatif’ achter een voorzetsel gebruiken, maar dan moet het wel verwijzen naar een ‘bezield’ iets.  

“C’est le garçon avec qui j’ai bavardé toute la journée.“

Verwijst het ‘pronom relatif’ naar een ‘onbezield’ iets, dan dien je een vorm van ‘lequel’ te gebruiken. Dat bespreken we iets verderop.

Indien je ‘que’ als ‘pronom relatif’ na een voorzetsel gebruikt, wordt het ‘quoi’.

“Il ne veut pas dire à quoi il pense.“

‘Où : een tikkeltje pittiger

Grapje. Het valt wel mee met ‘où’. Het ‘pronom relatif’ où is altijd een bepaling van tijd of plaats. Het antecedent is steeds een zelfstandig naamwoord dat een tijd of plaats aanduidt.

“C’est la maison j’ai vécu 20 ans.“

“C’est la période beaucoup de gens avaient faim.“

‘Dont’: dit wordt serieus

Het ‘pronom relatif’ ‘dont’ vervangt een bepaling ingeleid door het voorzetsel ‘de’. Laat je hier niet om de tuin leiden door het feit dat je in het Nederlands die ‘de’ soms niet vertaalt.

“Il a eu un accident avec la voiture dont les freins étaient cassés.“

Het gaat hier om de wagen waarvan de remmen het lieten afweten: les freines de la voiture.

“C’est le travail dont les ouvriers s’occupent.“

Zich bezig houden met is ‘s’occuper de’.

‘Ce qui’, ‘ce que’ en ‘ce dont’: hou je vast

Je antecedent is een zin nu. En of je dan ‘ce qui’, ‘ce que’ of ‘ce dont’ gebruikt, hangt af van wat je betrekkelijk voornaamwoord als functie in de bijzin heeft.  

“Hij zegt niet wat er is gebeurd.”

‘Wat’ is het onderwerp van de bijzin.

“Il ne dit pas ce qui s’est passé.“

 “Hij zegt niet wat de hond heeft gedaan.”

‘Wat’ is het lijdend voorwerp van de bijzin.

“Il ne dit pas ce que le chien a fait.“

“Hij zegt niet waarmee hij zich bezighoudt.”

 ‘Waarmee’ is de bepaling die je in het Frans met ‘de’ aangeeft’.

“Il ne dit pas ce dont il s’occupe.“

Een  geval apart: lequel

‘Lequel’ heeft vier vormen: ‘lequel’, ‘laquelle’, ‘lesquels’, ‘lesquelles’ en wordt gebruikt na een voorzetsel.

“C’est la bicyclette avec laquelle j’ai eu cet accident.“

“Ce sont les routes sur lesquelles il y a beaucoup de neige.”

“La maison à côté de laquelle j’ai vécu est encore belle.”

Houd hier uiteraard rekening met het het getal en geslacht van het antecedent!
En: vergeet niet ‘samen te trekken’ indien nodig.

 “Voici le concours auquel j’ai participé.“

“Voici les finales auxquelles il a participé.“

Conclusie

Het ‘pronom relatif’ is een kluif, maar zit wel logisch in elkaar. Zoals dat hele Frans. 😉

Previous
Previous

Le passé récent et le futur proche

Next
Next

L’article partitif